We moesten eerst even bijkomen van het lachen om dit stukje van de EO, hier in de bunker. Het gaat namelijk over moslims die zich bekeren tot christendom, en, nu ja, de standaard voor wat de leeglopende kerken blijkbaar accepteren als ‘geloven’ ligt soms hilarisch laag.
“Dat hij de vraag over wie Jezus voor hem was niet kon beantwoorden, betekende niet dat zijn bekering niet oprecht was.”
Dat is hoogleraar Joke van Saane. Godsdienstpsycholoog. Die beoordeelt namelijk hoe oprecht bekeringen zijn. Dat is blijkbaar nodig. En, hey, het is natuurlijk niet aan ons, maar het is misschien toch wel een klein beetje handig als je gelovigen weten wat degene die de hoofdrol in je sprookje speelt voor hen betekent. We bedoelen: als ze nou op z’n minst de laatste keer naar de Passion hadden gekeken, hadden ze nog “die neger uit the Voice” kunnen antwoorden op de vraag “wie is Jezus voor jou”.
Maar even terug naar het beoordelen van die bekeringen. Want dat is dus een ding, en daar wordt Van Saane voor ingezet. Het zal wel een lucratieve schnabbel zijn, want Van Saane gelooft helemaal niet zo zeer in bekeren.
„Niemand komt los van zijn achtergrond. De opvoeding in je eerste jaren bepaalt hoe je de rest van je leven denkt over God, over jezelf, de ander en de wereld om je heen.”
Hoewel dat dan wel ging over mensen die klaar zijn met Jezus en God, en dat is natuurlijk veel moeilijker geloven dan wanneer Moslims het licht in je eigen sprookje zien. Ook al weten ze dan niet wie de hoofdrol speelt.
Maar waarom moet er een godsdienstpsychologe bepalen of bekeringen echt zijn? Nou, dat heeft alles te maken met asiel. Het is blijkbaar zo dat je kans op een succesvolle asielaanvraag groter wordt als je in het juiste denkbeeldige vriendje gelooft. Dat heeft iets van een nobel motief omdat het ene sprookje het andere sprookje nog wel eens vervolgt. Maar in feite komt het er dus óók op neer dat onze, zogenaamd seculiere, overheid asielbeleid voert waarbij het Christendom, dat vanuit onze eigen cultuur juist in populariteit aan het verliezen is, en de kerken profiteren.
Vanuit de gedachte dat we moeten toetsen of iemand gevaar loopt in eigen land is er misschien niets mis, maar met dit onbedoelde effect is er van alles mis. De overheid is er niet om een religie voor te trekken. En als er dan al sprake van voortrekken is, moet er getoetst kunnen worden. Daarover schrijft H.C. Stoffels, Hoogleraar Sociologie van Kerk en Godsdienst, zelfs het volgende (in een stuk waarmee het toetsmodel van bekering vrij grondig gefileerd wordt):
“Joke van Saane hanteert als werkomschrijving van bekering: een religieuze transformatie van het zelf, die plaatsvindt in een sociale context. Dat is behoorlijk breed en kan als startpunt dienen. Het probleem is wel dat wij als wetenschappers die transformatie zelf niet – althans niet rechtstreeks – kunnen waarnemen of vaststellen. We kunnen dus ook niet vaststellen of zo’n bekering echt is of niet.”
Met andere woorden: ook al zouden we het erover eens worden dat bekeerde Moslims anders behandeld moeten worden dan niet-bekeerde asielzoekers, dan nog kunnen we niet objectief toetsen óf er sprake is van bekering. Dan is het dus onzin om aan een beleid vast te houden waarbij de asielaanvraag van een vluchteling deels afhankelijk is van of hij het juiste smaakje God aanhangt.