Twitter kondigt aan dat ze voortaan anders omgaan met ‘misbruik’ op het internet. Onderdeel daarvan is een pro-actieve houding waarbij twitter mensen die suicidaal tweeten actief gaat benaderen en gaat aangeven dat Twitter zich zorgen om hen maakt (en verder contactgegevens van hulpverleners ter beschikking heeft en die zorgen namens andere gebruikers uitschrijft). Wat minder bekend is, is dat Twitter deze service voor openbaarmaking van dit plan op een selecte groep gebruikers heeft getest. Hier leest u het kerstverhaal van één van de gebruikers die de nieuwe richtlijnen van Twitter als eerste mocht ontdekken.
Het is 27 december. Nog wat onwennig open ik mijn ogen en wordt verblind door het daglicht dat alweer stralend mijn slaapkamer binnen stroomt – zoals gewoonlijk ben ik vergeten het gordijn dicht te doen en wordt daarvoor nu gestraft door, veel eerder dan mijn lichaam daar klaar voor is, een halfgeslaagde poging wakker te worden. Ik draai mijn rug naar het raam toe en zie een onverwachte bezoeker in bed: de tekkel van mijn schoonmoeder met een lege fles whisky in z’n poten. Hoewel het me misschien zou moeten verbazen dat die hond er ligt, hoop ik toch voornamelijk dat het leeg zijn van die fles whisky niet zijn werk is. Zonde van de whisky.
Terwijl mijn telefoon aan het mekkeren is dat er nog maar 14% batterijlading over is, open ik twitter. Een steek van pijn gaat door m’n hoofd. De telefoon bliept nog een keer als teken dat het nu toch echt tijd wordt om aan de lader gelegd te worden. Ik leg m’n telefoon naast de fles whisky en zoek naar een laadkabel. Terwijl mijn ogen weer dichtvallen plug ik nog gauw de laadkabel in, en ik zak weg in een droom waarin het traditionele drama van tweede kerstdag weer aan mij voorbijtrekt.
Het diner met de inlaws was mild dit jaar. Hoewel de nieuwe stiefschoonmoeder, 20 jaar jonger dan schoonpa want hij is opnieuw getrouwd, het niet voor elkaar had gekregen de varkenshaas te verbranden was het op de een of andere manier gelukt om alleen Heineken in huis te halen. Het kerstdiner moesten we dus nuchter doorbrengen, leek het. Nouja, elk nadeel heb z’n voordeel want als hij nuchter blijft betekent het wel dat schoonpa niet in een dronken bui gaat “bekennen” hoe hij 15 jaar geleden vriendinlief dwong hem oraal te bevredigen. Dat verhaal kennen we nou wel, hij moet nodig eens wat nieuws gaan verzinnen, en dan bij voorkeur iets wat niet waar gebeurd is zodat we er allemaal om kunnen lachen.
Bij het uitpakken van de cadeautjes herinnerde ik me in ene dat ik hem een fles whisky had gegeven. De whisky viel in de smaak en dus werd het dessert – de nieuwe schoonmoeder had zich er vanaf gemaakt met een Mona-toetje omdat ze serieus dacht dat we daar blij van zouden worden – in een klap door het gesloten raam gekeild en de fles open getrokken. Zelf kreeg ik ook een leuk flesje, maar die besloot ik voor onderweg te bewaren. Ik was tenslotte de Bob. Terwijl schoonpa en ik ons met de whisky op zijn favoriete onderwerp – het allochtonenprobleem, noemde hij het dit jaar – focusten en hij een behoorlijk creatieve selectie aan oplossingen de revue liet passeren verdwenen vriendin en de nieuwe schoonmoeder naar een ander deel van het huis. Sommige dingen moet je niet willen weten, en toen vriendinlief dus met een kalme uitstraling en haar kleren en haren doordrenkt in het bloed terugkwam stelden wij geen vragen maar gaf ik haar een gepassioneerde tongzoen. Onmiddelijk rukte ze mij de kleren van het lijf. Terwijl ik mij, het was pas de 7e whisky, afvroeg of dat nou wel zo verstandig was waar schoonpa bij zat verdween ze ermee naar de wasmachine met de opmerking dat je bloed niet te lang in de kleren moet laten zitten. Anders gaat het roesten.
Weer open ik mijn ogen en zie de tekkel liggen. Nou is dat beest een ruwharige tekkel, maar zo funky hoort het kapsel niet te zijn. Ik pak mijn telefoon en wil twitter openen, maar krijg de melding dat er nog 13% telefoonlading is en dus schakelt dat ding zichzelf nu uit. Een scherpere inspectie wijst uit dat ik de telefoon toch niet ingeplugd heb en verklaart eveneens het nieuwe kapsel van dat stuk – inmiddels goed geroosterde – barbecuevlees op pootjes. Ik start dan maar mijn computer op en terwijl ik daarop wacht en zoek naar een alternatiefe lader voor de telefoon vraag ik mij af waarom vriendinlief eigenlijk niet naast me lag. Langzaam begint me te dagen wat er gebeurde nadat schoonpa het hoofd van de nieuwe, inmiddels afgeschreven, schoonmoeder van een hoofddoek had voorzien. “Het is niet erg, Leentje.” Vriendinlief heet Jelena, maar dat is volgens schoonpa niet Hollands genoeg. “Ik was haar toch al een beetje zat. Volgend jaar een nieuwe.” En terwijl hij het hoofd op een staak in de voortuin plant, geeft Jelena mij hints dat ze het wel een beetje gehad heeft en naar huis wil.
Als Jelena naar huis wilt, dan gaan we naar huis. Ze staat al klaar met de autosleutel en op weg naar de auto haal ik de kleine, doch enigszins pijnlijk aangedraaide, bankschroef van mijn balzak af – Jelena’s hints zijn alles behalve subtiel – en parkeer die op de nog altijd draaiende wasmachine. Ik pak de autosleutel aan en stap achter het stuur terwijl ik de gekregen fles whisky ontkurk en in de bekerhouder zet. De rest is wat vaagjes, en het beeld van de eindelijk opgestartte computer leidt mij even af van mijn melancholieke gemijmer. De browser opent en ik kan eindelijk een tweet posten.
“Stront op m’n telefoonlader. Heb ik weer. Reservelader kwijt. #ookdatnog”
Onmiddelijk grapt 1 van mijn 50 volgers dat dit verhaal een luchtje heeft. Ik geef de tweet een hartje. Geen retweet, zo grappig was het nou ook weer niet. Een steek van pijn gaat door m’n hoofd en ik voel nattigheid. De volger probeert zijn luchtjesgrap nog te toppen met een plaatje van een luchtverfrisser vergezeld door 14 emoji’s die huilen van het lachen en dat doet me eraan denken dat ik een bekende aandrang voel. Ik doe de bril omhoog en terwijl ik op de remsporen richt zie ik een druppel bloed het water in vallen. Ik kijk in de spiegel en zie een varieté aan verwondingen mijn gezicht boeiender maken dan het hoort te zijn. Hoewel ik mezelf graag in de spiegel bewonder, dwalen mijn gedachten nu af naar de nachtelijke rit naar huis.
De fles was half-leeg, die had ik gedeeld met Jelena. Ze had inmiddels haar gordel en een significant deel van haar bloedbevlekte kleding – die blijkbaar niet kon roesten – losgedaan. Enigszins afleidend was haar hand tussen mijn benen. Doordat ik niet zat op te letten dreigde ik de afslag naar onze wijk te missen – vriendinlief draaide mijn balzak om om me daarop te attenderen en met een snelle manoevre wist ik de afslag nog net te halen, alsmede een knal tegen de achterbumper van een vrachtwagen die niet meer kon remmen of anticiperen op dit staaltje coureurswerk. Jelena gilde en trok haar hand terug – helaas zonder eerst mijn kroonjuwelen los te laten, waardoor een onfortuinlijke en onvrijwillige ruk aan het stuur ons de berm instuurde. Daarna werd het zwart…
“Geen idee hoe ik thuisgekomen ben, maar het goede nieuws is dat de schoonfamilie dat ook niet heeft. #positweet”
De bel gaat. Zo’n huis-aan-huis bezorger die geld wil. Moet-ie bij degene zijn die hem betaalt om die surpisevulling door de brievenbus te douwen. Ik negeer de bel en zie plots een USB-kabel liggen waar ik m’n telefoon mee aan de PC kan hangen.
“Zou valium met een betaald plastic zakje een goede uitweg zijn? #durftevragen #huisaanhuisbezorgers”
De volger van de luchtjestweet drukt op het hartje. Geen retweet. Zo grappig was het nou ook weer niet. Op de lokale nieuwssite staan foto’s van onze auto. Die ziet er behoorlijk gehavend uit. We moeten wel 3 keer over de kop gegaan zijn. Dat beangstigt me. Ik had wel dood kunnen zijn! En Jelena.. langzaam dringt het tot me door dat die nog in de auto zat toen ik naar huis strompelde. In de berichten lees ik dat de bestuurder van het voertuig vermist is na een dodelijk ongeluk. Kut.
De realiteit wil niet echt dagen. Ik zit voor me uit te staren terwijl ik probeer te begrijpen wat er vannacht gebeurd is. Kut. Ik ben haar kwijt en het is nog m’n eigen schuld ook. In een moment van helderheid pak ik de lege fles whisky en probeer er nog een bodempje uit te krijgen. De tekkel ligt nog steeds zonder te bewegen op bed. Waar dat beest vandaan komt is me een raadsel. Maakt niet uit. Is van later zorg. Jelena is niet meer en ik heb geen eigen inkomen. Gek, hoe dat soort gedachtes in je opspelen terwijl de realiteit van je gevoelens nog niet in het rationele deel van je brein terecht is gekomen. Dat ik door de politie gezocht wordt komt niet in me op – tot het dat na een uur wel doet.
Paniek is een raar beestje. Als je het moet omschrijven: je rationele verstand wordt uitgeschakeld, maar het voelt meer als een soort oerdrang om te vluchten. Voor gevaar, waarschijnlijk, alleen is er geen vuur of aanvaller om van weg te rennen. Dus waar ren je dan heen? Ik nam nog de tijd om een spijkerbroek en een overhemd met gaten aan te trekken. Het overhemd zit uiteindelijk scheef, want met trillende handen een overhemd vast doen is zo makkelijk nog niet. Mijn telefoon plug ik uit en neem ik mee. Ik loop. En loop. En loop. En loop. Uiteindelijk kalmeer ik wat en hoewel mijn handen nog steeds trillen begin ik weer wat rationeler na te denken. Ik zoek een uitweg. Ik vind de slechtste. Terwijl ik al bij de spoorbrugleuning sta, pak ik mijn telefoon om een selfmoordie te maken. Wacht. Ik heb een mention. Een reactie op de huis aan huis-grap.
“@twitter: Onze gebruikers maken zich zorgen om je! Kijk op deze link voor adequate hulpverlening bij jou in de buurt.”
Een link?! Ze geloven dat ik op het punt sta mezelf van kant te maken en wat ze me sturen is een link?! Doe dan niets! Wacht, ik zal ze!
“@twitter Ik heb geen link nodig maar het adres van deze webcare-afdeling. Brandhout moet je aansteken, toch?”
Terwijl ik de tweet verstuur stoppen er twee auto’s op de brug. Ik heb er, omdat ik maniakaal om m’n eigen tweet aan het lachen ben, geen erg in. Even later lig ik op de grond, mijn handen geboeid op de rug.
Mijn laatste tweet was brandhout. Toen ik laatst onder begeleiding even op internet mocht, zag ik dat mijn account geblokkeerd was. Het gaat nu beter met me. De arts zegt dat de behandeling vordert, maar als ik vraag wanneer ik weg mag verschijnt er een weemoedige glimlach op zijn gezicht. Het mysterie van de tekkel is nooit opgelost.